In de kijker augustus 2015

Jan Coppens over de Processie van Plaisance

In de kijker augustus 2015

500 jaar. Zo lang heeft in Geraardsbergen eind augustus een bijzondere bijeenkomst plaats. Tijdens de Processie van Plaisance vormt zich een stoet van reuzen, verenigingen en de relieken van Sint-Bartholomeus, de patroonheilige van de stad. Veel organisatie komt daar niet bij kijken. Er is geen regisseur, geen ceremoniemeester en ook een draaiboek is niet nodig. Die spontaniteit is de sterkte van de Plaisance: het is een dag van en voor verenigingen, die de processie voor geen goud ter wereld willen missen. Wij spraken met Jan Coppens, Giesbergenaar in hart en nieren en erfgoedverantwoordelijke voor de stad. Bovendien zit hij in een werkgroep die de processie wil laten opnemen op de Inventaris Vlaanderen voor Immaterieel Cultureel Erfgoed.

Wanneer ben je in Geraardsbergen komen wonen?

Ik ben geboren in Geraardsbergen, in de Hoofdwinkelstraat, en ik kan mij nog herinneren dat ik als klein jongetje met mijn ‘bobonne’ naar de Processie van Plaisance stond te kijken. Ik moet een jaar of vijf, zes geweest zijn. Maar mijn eerste indruk was nu niet bepaald positief. We spreken hier over het eind van de jaren 1960 en toen zat de processie echt wel in een dieptepunt. Er liepen niet veel verenigingen mee, er kwamen niet zoveel mensen kijken. Als kind vond ik het daarom vooral een sombere bedoening, bijna een begrafenis zelfs. En dan die reuzen. Ik had daar eerlijk gezegd schrik van. Gelukkig hadden mijn ouders de gewoonte om eind augustus nog eens naar zee of de Ardennen te gaan op vakantie. Maar als het voorkwam dat we in Geraardsbergen waren als de ‘plezante processie’ uitging, moest ik mee met mijn grootmoeder. Of ik dat nu ‘plezant’ vond of niet. De liefde is pas later gekomen, toen ik een jaar of zestien was.

Op welke manieren ben je vandaag allemaal betrokken bij de Processie van Plaisance?

Ik ben op twee verschillende manieren bij de processie betrokken. In de eerste plaats via het verenigingsleven. Toen ik ongeveer 16 was, werd ik lid van een aantal verenigingen in Geraardsbergen. Dat was midden jaren 1980. En toen is er iets magisch gebeurd. Plotseling waren er weer meer verenigingen die iets in de Processie van Plaisance zagen en ontstond er een vibe, een gevoel van ‘we willen er bij zijn’. Sindsdien ben ik verkocht. Ik loop ook ieder jaar zelf mee, als muzikant van de concertband Cecilia. De tachtigkoppige band loopt vlak voor het schrijn en heeft toch wel een belangrijke functie. Ieder jaar spelen we dezelfde walsen. Die zorgen voor een typische sfeer. De dragers bewegen zich voort op het ritme van de muziek, ze wiegen van links naar rechts. En wanneer de processie aankomt op de Markt, wiegt iedereen mee. Dat is speciaal, al kan je dat gevoel moeilijk beschrijven. Toen ik pas in Cecilia zat, speelden de muzikanten trouwens nog van de oude partituren. Dat was niet ideaal. De walsen zijn oorspronkelijk geschreven voor een beperkte fanfarebezetting en vooral: ze waren bedoeld om op een podium te brengen, niet op straat. Ze werden geschreven ergens aan het einde van de 19de eeuw en werden vooral gebracht tijdens het kermisprogramma. Het was concertmuziek eigenlijk. De huidige Concertband Cecilia heeft een heel ruime harmoniebezetting, het is geen fanfare. Vandaar dat ik nieuwe muziekarrangementen heb geschreven die beter bij de huidige bezetting passen. De oude partituren zitten netjes in het archief.

Anderzijds werk ik voor de stadsdienst die Plaisance organiseert. Op zich is die combinatie wel interessant. Door er zelf in te zitten is het ook makkelijker te zien waar de pijnpunten liggen en hoe het beter zou kunnen. Op vlak van regie bijvoorbeeld, zouden er een paar dingen veranderd kunnen worden. Vandaag ontstaat de processie eigenlijk spontaan. Er is geen regisseur en het zijn de oudere groepen die de nieuwe groepen zo’n beetje hun plaats wijzen. Het is mondelinge overdracht, er staat weinig van op papier. Dat moet al heel lang zo zijn. Ik sprak onlangs met iemand van de oudere generatie feestleiders en ook hij wist zich niet te herinneren dat er ooit regie was. Maar als je in de archieven duikt, krijg je een ander verhaal. In sommige perioden waren er strikte richtlijnen en wist iedere groep precies in welke straat aan welk huisnummer ze moesten beginnen. Niet dat we terug naar dat systeem willen, de stoet moet toch vooral iets van de verenigingen zelf blijven. Maar iets meer regie is misschien wel wenselijk.

Welke rol speelt de stad vandaag in de Processie van Plaisance?

De stad is organisator. Dat is historisch zo gegroeid. In het Ancien Régime was er immers geen strikte scheiding tussen Kerk en Staat, de bestuursleden waren ook de kerkleiders. Die combinatie tussen het religieuze en het wereldlijke is gebleven, in tegenstelling tot sommige andere processies die we hier hebben gehad en die veel religieuzer waren. Er is altijd een wezenlijk verschil geweest tussen de processie ‘van ’t stad’ en de religieuze processies die in het teken stonden van devotie. Heel concreet stuurt de stad uitnodigingsbrieven naar de verenigingen en loopt het stadsbestuur op de dag zelf achter het schrijn. De stad is bovendien eigenaar van de reuzen, staat in voor het reuzenvervoer en plaatst hier en daar nadarhekken.

Stel dat de stad die taken niet meer op zich zou nemen, wat zou er dan volgens jou gebeuren?

Dat is weinig waarschijnlijk, maar dan zou de stoet gewoon doorgaan. Een of andere vereniging zou de aanvraag indienen en iedereen zou weer op post zijn. Het is moeilijk uit te leggen hoe spontaan die processie eigenlijk wel is. We moeten niemand betalen om mee te lopen, of extra aanmoedigen. Die dag is een dag voor en door de plaatselijke verenigingen. Het is hun processie, het is hun dag. Maar er is denk ik geen enkele vereniging die zit te wachten op de uitnodigingsbrief. Iedereen weet gewoon wanneer de processie is en houdt daar rekening mee in zijn agenda. De mensen willen er gewoon bij zijn. Ik heb de indruk dat de processie de laatste jaren zelfs nog populairder wordt. Om een concreet voorbeeld te geven: de muzikanten sluiten Plaisance af in hun clublokaal, café De Eendracht op de Markt. Ik herinner mij nog dat daar vroeger wel wat volk zat, maar nu ook weer niet overdreven veel. Vier of vijf muzikanten speelden nog wat, de tafeltjes waren bezet en er stonden een paar mensen bij de biljarttafel. Maar vandaag kan je daar bijna niet meer binnen van het volk. Vooral het gebruik van saint-saucisse [waarbij een drager van het schrijn stukjes worst in de menigte gooit, als symbool van Sint-Bartholomeus die levend gevild werd, nvdr] trekt heel veel volk. Sterker nog, wanneer de muzikanten om 2 uur ‘s middags traditiegetrouw afzakken naar café De Sportkring, loopt er nu zelfs al heel wat volk mee. Dat was vroeger toch wel anders.

In hoeverre speelt het religieuze nog een rol in de processie?

Goh, dat is moeilijk te zeggen. Ik vermoed dat dat voor negentig procent van de deelnemers toch niet meer zo belangrijk is, misschien zelfs meer. Het hoort erbij, maar misschien eerder als een deel van een oude traditie dan als iets religieus. Soms zijn er nog wel eens opflakkeringen. Zo herinner ik me nog goed dat er in de jaren 1990 een hele hetze is ontstaan over het feit dat zoveel verenigingen een Manneke Pis meedragen in de stoet. In Geraardsbergen hebben we een Manneke Pis dat ouder is dan dat van Brussel en waar heel wat verenigingen een miniatuurversie van hun uniform aan schenken. Nu, in de jaren 1990 had de Broederschap van Manneke Pis opgeroepen om zoveel mogelijk beeldjes mee te dragen tijdens Plaisance. Maar dat viel niet in goede aarde bij de kerkfabriek, die vond dat het religieuze daardoor teveel op de achtergrond kwam. De stoet is vertrokken, maar de schrijndragers moesten op bevel van de deken rechtsomkeer maken. Het schrijn werd uit protest opnieuw de kerk binnengedragen. Daar is nadien weken over gediscussieerd, het heeft zelfs tot ruzie binnen het toenmalige stadsbestuur geleid. Dat is naar mijn weten de laatste keer dat de kerkfabriek zich uitgesproken heeft over de uitvoering van de processie. Achteraf bleek het om een storm in een glas water te gaan. Het volgende jaar gingen er weer een paar Manneke Pisbeeldjes mee en ook vandaag zijn die er nog. Ze zijn algemeen aanvaard.

Weten mensen uit Geraardsbergen wie Bartholomeus is?

Geraardsbergen heeft maar één grote kerk en één patroonheilige meer. De meeste mensen weten denk ik wel dat Bartholomeus iets met de stad te maken heeft. De meesten weten ook dat hij levend gevild werd. Dat verhaal blijft hangen: het wordt jaarlijks verteld in de lokale media naar aanleiding van de processie en ook tijdens saint-saucisse wordt dat gezegd.

Wat zijn volgens jou de sterke punten van Plaisance?

Dat is een moeilijke vraag voor iemand die daar middenin zit. Ongetwijfeld is de gedragenheid van de processie heel belangrijk: het is iets waar verenigingen graag aan meedoen. Ieder jaar zijn er toch tussen de 70 à 80 deelnemende verenigingen en veel moet de stad daar niet voor doen. Er hangt dan ook een heel gemoedelijke sfeer, een andere sfeer dan bijvoorbeeld tijdens Krakelingen. Aan iemand die niet van Geraardsbergen is, kan ik dat niet goed uitleggen. Wie van Geraardsbergen is, weet wat ik bedoel. Als ik de ochtend van Plaisance bijvoorbeeld op de Markt loop, voel ik het al. Die sfeer. Die verwachting. Plaisance is echt een feest en heel veel verenigingen zijn fier dat ze meelopen.

  

Deze maand verschijnt jouw boek over 500 jaar Processie van Plaisance. Wat dreef je om daar een boek over te schrijven?

Dat boek is eigenlijk een uit de hand gelopen artikel. In 2015 bestaat de processie 500 jaar. De Geraardsbergse geschiedkundige kring Gerardimontium wou die verjaardag niet stil laten voorbijgaan. Samen met Freddy De Chou ben ik daar ondervoorzitter van. Op een redactieraad in 2014 beslisten we om in ons tijdschrift een artikel te wijden aan die eeuwenlange geschiedenis. Alleen wist ik niet dat ik zoveel ging vinden. Er is ontzettend veel archiefmateriaal bewaard gebleven, vooral doordat de stad altijd een organiserende rol op zich heeft genomen. Er zijn jaarrekeningen, oude affiches, ja zelfs het originele traktaat met de overhandiging van de heilige relieken is bewaard gebleven. En dat is exact 500 jaar oud. Het meeste materiaal zit in het stadsarchief en in het Rijksarchief van Gent, maar ik heb ook veel affiches gevonden bij verzamelaars. Die hebben we allemaal laten inscannen door het Nederlandse bedrijf Pictura om op onze beeldbank te kunnen zetten. Eigenlijk was er te veel en te mooi materiaal om allemaal in één artikel te verwerken. En daarom hebben we tijdens de redactieraad in mei 2015 beslist om een boek uit te brengen.

Is de processie 500 jaar lang onafgebroken uitgegaan?

Nee, natuurlijk zijn er perioden geweest waarin de processie niet is kunnen of mogen uitgaan. In 1914 bijvoorbeeld is er wel nog een affiche gedrukt waarop de processie vermeld staat, maar die processie is wegens de oorlog toch niet doorgegaan. Ook tijdens de Tweede Wereldoorlog was er een pauze. Vreemd genoeg ging de kermis wel door in 1941 en 1942, maar de processie bleef uit. Pas in 1946 werd de traditie hervat. Ook aan het einde van de 16de eeuw is de processie een tiental jaar stopgezet, onder andere door de vreselijke pestepidemieën en godsdienststrubbelingen. Het werd zelfs zo erg dat men eind 1600 het schrijn met de relieken naar een Dominicanenklooster in Brussel bracht. Men dacht dat ze daar veiliger zouden zijn. Niet dus: het klooster werd gebombardeerd door Lodewijk XIV. Het gebouw brandde uit en de relieken konden nog maar net gered worden uit de vlammenzee. Het schrijn bleek te zwaar en is volledig gesmolten. Gelukkig waren de zegels van de relieken niet gebroken. Rond 1720 werd een nieuw schrijn besteld dat tot op de dag van vandaag tijdens Plaisance wordt rondgedragen.

Is de processie in 500 jaar tijd erg veranderd?

Uiteraard. De processie heeft zich een aantal keer aangepast aan de tijdsgeest. Alleen al de naam is niet zo constant als je zou denken. Op de archiefstukken vind je telkens andere benamingen. Vroeger sprak men van Bartholomeusommegang, al werd die vrij snel ‘de leutigen ommegang genoemd’ in de volksmond. Op de oudste affiche die ik kon vinden, uit 1864, staat ‘traditionele ommegang van de maatschappijen met reuzen’. Pas in 1947 staat er voor het eerst ‘Processie van Plaisance’ en dan nog maar als ondertitel. In grote letters stond er Ommegang. Het jaar daarna was het woord ommegang verdwenen en stond Processie van Plaisance in het groot.

Er zijn perioden geweest, zoals in mijn kindertijd, dat de processie niet zoveel meer voorstelde. Er zijn elementen bijgekomen, zoals de walsmuziek en de Manneke Pisbeeldjes en er zijn er weggevallen. Nu maken we bijvoorbeeld geen Franstalige affiches meer voor het Noorden van Henegouwen. In de jaren 1970 was dat wel nog het geval. Maar de kern is toch altijd die ‘maatschappijen’ geweest: of het nu gilden waren of hedendaagse verenigingen, het idee is hetzelfde. Plaisance is een dag waarop de verenigingen samen naar buiten komen.

Een groep mensen, waaronder jijzelf, wil Plaisance nu laten erkennen als immaterieel cultureel erfgoed. Wat willen jullie daarmee te bereiken?

De laatste jaren heerst er een beetje een klimaat van erkenning. Hier in Geraardsbergen is Krakelingen en Tonnekensbrand bijvoorbeeld erkend door Unesco. Vreemd genoeg waren het steeds mensen van buitenaf die ons er op wezen dat de Processie van Plaisance toch ook waardevol was. Niet alleen vanwege de geschiedenis, maar vooral door het feit dat het hier zo hard leeft. Dat was voor ons wel een eye-opener. Eigenlijk hebben we de Plaisance altijd een beetje ondergeschikt gevonden aan Krakelingen, maar dat is nergens voor nodig. Plaisance heeft misschien geen historische stoet, maar het wordt wel enorm gedragen door de bevolking. De meeste mensen liggen trouwens niet wakker van het doorgeven van de traditie. Als je daarin zit, is het moeilijk te zien dat de toekomst misschien niet vanzelfsprekend is. Het is iets dat je graag doet. In die zin zou een erkenning als immaterieel erfgoed mensen met andere ogen naar Plaisance kunnen doen kijken. Een soort van bekroning van al die jaren.

Wat vind je de grootste uitdagingen bij het samenstellen van het dossier voor de Inventaris Vlaanderen?

Het moeilijkst is dat het lijkt alsof je alles moet bewijzen. Bewijzen dat het goed gaat, dat de mensen erom geven en een toekomst willen geven. Maar Plaisance is vooral een belevenis, een sfeer…Hoe breng je dat onder woorden? Het is echt niet moeilijk om mensen naar de processie te krijgen, maar het is wel moeilijk om een werkgroep rond erfgoedzorg bij elkaar te roepen en blijvend te motiveren. Vooral omdat we op dit moment niet zoveel problemen voor de toekomst zien. Het is allemaal zo spontaan. We moeten opletten dat die spontaniteit niet verloren gaat. Bij de borgingsacties is dat dus zeker iets dat mee in overweging moet worden genomen. Op dat vlak denk ik dat de stad een drijvende rol zal moeten blijven spelen, niet alleen bij het uitwerken van het erfgoedzorgplan, maar ook bij het engageren van groepen die hun schouders willen zetten onder de uitvoering ervan. De werkgroep bestaat nu uit zo’n 13-tal leden, vanuit allerlei soorten verschillende deelnemers. Maar nuttig is de procedure wel, omdat je iets bewuster wordt van waar je mee bezig bent.

We wensen jullie in ieder geval een pracht van een 500ste editie toe en veel succes bij de aanvraag voor de Inventaris Vlaanderen.

LECA vzw begeleidt sinds begin 2015 deze erfgoedgemeenschap bij de aanvraag voor de Inventaris Vlaanderen. Wie meer informatie wil over dit proces of zelf op zoek is naar ondersteuning op vlak van erfgoedzorg, kan contact opnemen via info@lecavzw.be.

Foto's © Jan Coppens