In de kijker september 2016

Hayriye Dümlüpınar heeft een volkstuintje

In de kijker september 2016

De laatste zondag van augustus was een bijzonder aangename, zonnige dag. Terwijl duizenden mensen naar de kust afzakten om de zomervakantie uit te wuiven, trok LECA net naar de andere kant van het land. Onze bestemming was Hasselt en daar hadden we een goede reden voor: onder een staalblauwe hemel mochten we met Hayriye Dümlüpınar (60) mee naar haar volkstuintje in de Banneuxwijk. Wij staken met plezier een handje toe bij het plukken en schoffelen en kregen ondertussen tot in de puntjes te horen hoe Hayriye de zaken in haar tuin aanpakt.

‘Dit is de tweede zomer dat ik mijn volkstuintje heb, maar het terrein is er natuurlijk al veel langer. Het is de stad Hasselt die ervoor gezorgd heeft dat hier zo’n 120 lappen grond beschikbaar zijn voor inwoners die zelf geen tuin hebben. Zelf heb ik mij begin vorig jaar aangemeld. Ik kwam even op de wachtlijst terecht, maar tegen het begin van de lente kreeg ik te horen dat er een tuintje vrijgekomen was.’

Hoe zag je tuin eruit toen je hier voor het eerst kwam?

‘Het terrein zelf ligt er sowieso heel net bij. Via een van de twee grasdreven kom je bij de tuintjes. Die zijn allemaal mooi omheind en hebben een eigen toegangspoortje. Maar je eigen tuin tref je eigenlijk gewoon zo aan zoals je voorganger hem achtergelaten heeft. Aan het perceel dat ik kreeg, kon je bijvoorbeeld wel zien dat er al een tijdje niet echt veel moeite voor gedaan was. De tuin is 7m breed en 35m diep, dus dat is best wel groot. Voor ik een eerste keer kon zaaien en planten, ben ik echt lang in de weer geweest om de grond voor te bereiden. Ik probeer zo ecologisch mogelijk te werk te gaan. Sproeien tegen onkruid of insecten doe ik bijvoorbeeld niet en ik heb ook meteen een composthoop aangelegd. Gelukkig bleek de grond erg goed.’

Waar komt je liefde voor tuinieren vandaan?

‘Die kreeg ik van huis uit mee. Ik kom uit een dorp op de Turkse hoogvlakten, in de provincie Yozgat. Bij ons thuis hebben we altijd zelf groenten gekweekt. Dat moest wel, want wij woonden vrij afgelegen en zorgden zo zelf voor een deel van ons eten. Mijn broer en ik hielpen al heel vroeg mee, en nooit tegen onze zin. Toen ik 21 jaar was, ben ik naar België verhuisd omdat mijn man in de mijn van Beringen kwam werken. Hier heb ik eigenlijk nooit meer een groentetuin gehad. We hebben eerst heel lang in Neerpelt gewoond. Achter ons huis was er wel een gazonnetje, maar met 2 kleine kinderen erbij had ik toen simpelweg niet genoeg tijd over om zelf groenten te kweken. En sinds de kinderen het huis uit zijn, wonen we op een appartement. 4 jaar geleden zijn we in Hasselt komen wonen. We hebben een appartement dicht bij het centrum, met vooraan en achteraan een terras met veel licht. Daar zette ik eerst grote potten gevuld met aarde om wat lente-ui en tomaatjes te kweken. Zo had ik de smaak snel weer te pakken, maar omdat ik zo weinig plaats had, kon ik ook niet echt veel doen. Een volkstuintje was dus de perfecte oplossing.’

Wat kweek je eigenlijk zoal in je tuin?

‘Je kunt misschien beter vragen: wat niet? (Lacht) Op dit moment oogst ik vooral kilo’s bonen. Ik heb zeker al meer dan 20 kilo geplukt en nog hangen mijn bonenstruiken vol. Dit jaar zijn het vooral snijbonen, maar ik had ook wat boterbonen en borlottibonen geplant. Mijn kleinzoon vindt erwtjes het allerlekkerst, dus die heb ik natuurlijk ook. En in de schaduw van mijn bonenstruiken ligt een groot kruidenbed. Als je wil, kun je daar nu handenvol Thaise basilicum, munt en postelein plukken. En zachte en scherpe pepertjes heb ik nu natuurlijk ook! Vooraan links staat een rij maïsplanten. De kolven gaan er eerstdaags af, anders eten de vogels ze gewoon op. Verder heb ik nu veel witte en rode ajuinen; mijn lente-uitjes zitten nog in de grond. En ik heb rijen aardappelen, oranje en paarse wortelen en radijzen staan. Achterin mijn tuin heb ik een serre gemaakt, zodat ik verschillende tomatensoorten kan telen. Dit jaar heb ik trostomaten, gele kerstomaten en coeur de boeufs. En achter de serre kweek ik ook nog courgettes, gele en groene. Voor de flespompoenen en de gewone pompoenen, daar tegen de omheining, is het nog een beetje te vroeg; die zijn voor het najaar. Ook de prei, knolselder, de groene selder en de verschillende koolsoorten kunnen dan pas uit de grond.’

Dat is inderdaad heel wat! Wat doe je met al die groenten?

‘Een deel ervan eten we zelf op. Ik kook enorm graag en in de Turkse keuken zijn er heel veel gerechten met groenten, dus daar kan ik wel wat mee. Ik vind trouwens dat zelfgekweekte groenten meestal al zo vol van smaak zijn, dat ze niet veel nodig hebben. Zo’n butternutpompoen, bijvoorbeeld: met een beetje olijfolie en peper en zout erop kan die zo de oven in. Mmm! Verder heb ik ook een gigantische vriezer en die zit nu al tjokvol. Zo kunnen we ook in de winter uit onze eigen tuin eten. Maar zelfs op die manier blijft nog altijd meer dan de helft van wat ik oogst, over. Dat deel ik uit aan mijn vrienden en buren. Wie nu langskomt, gaat dus met een zak vers geplukte boontjes naar huis! De bakken die we nu aan het vullen zijn, moet je ook maar meenemen. Dan kun je in Gent ook wat groenten uitdelen.’

Ga je soms op zoek naar speciale zaden of planten voor in je tuin?

‘Echt zoeken doe ik niet, dat gaat zowat vanzelf. Uiteraard haal ik soms wel wat in het tuincentrum, maar het meeste komt elders vandaan. Van de bonen bijvoorbeeld houd ik straks genoeg apart, zodat ik zelf al zaden voor volgend jaar heb. En hier in Hasselt zijn een aantal Turkse winkels waar ik soms een en ander vind. Ik krijg ook veel van anderen. Vrienden of kennissen die naar Turkije op reis gaan, brengen dan bijvoorbeeld iets voor me mee. Hier op het terrein wordt geregeld iets geruild of doorgegeven. En de zaden voor mijn coeur de boeuf tomaten heb ik van de opa van mijn schoondochter. Die man is 91 jaar, maar werkt nog iedere dag in zijn tuin. Daar vinden we elkaar dus in. Zelf had hij die zaadjes meegebracht uit Italië, om ze hier dan te kruisen met een andere soort. Dat zijn de lekkerste tomaten die je je kunt voorstellen! Volgend jaar krijg ik ook sperzieboontjes van hem, dan kan ik dat zelf ook eens proberen.’

Hoe vaak ben je eigenlijk in je tuin te vinden?

‘Ik kom minstens één keer per week een hele middag. Als er veel gezaaid of geoogst moet worden, is dat natuurlijk meer. Soms keer ik dan een paar dagen na elkaar terug. Het weer doet er natuurlijk ook veel toe: nu het zomer is, ben ik hier sowieso ook vaker. Bij de andere volkstuinders is dat ook zo. Sommigen onder hen komen elke dag in hun tuin werken, zowel ’s morgens als ’s middags. Zelf kom ik meestal tegen de middag aan. Soms breng ik een thermos vol koffie en wat te eten mee en keer ik pas om 20u terug naar huis. Het is hier vooral druk tijdens de week, met maandag en dinsdag als de absolute topdagen. In het weekend is het juist opvallend rustig; eigenlijk ben ik er dan normaal gezien zelf ook niet.’     

Werk je hier trouwens altijd alleen of krijg je soms een beetje hulp?

‘Dat hangt een beetje af van wat er precies moet gebeuren. In periodes dat er alleen maar geschoffeld moet worden, kom ik geregeld alleen. En het weer speelt natuurlijk ook een rol: nu het weer warmer en droger is, is mijn man Duran hier ook vaak. Hij helpt mij bij dingen die ik niet alleen kan doen, ook al is tuinieren eigenlijk niet zo zeer aan hem besteed. Hij komt vooral graag om links en rechts een praatje te slaan. Maar mijn enthousiasme werkt blijkbaar aanstekelijk, want intussen loopt hij zelf ook al rond met plannen voor de tuin: zo wil hij volgend jaar een tuinhuisje bouwen waar ik mijn gereedschap in kan bewaren. En sinds hij gezien heeft dat een paar buren een barbecue hebben, heeft hij daar ook zijn zinnen op gezet. Mijn dochter is hier trouwens ook geregeld. Als ik kratten vol groenten heb, haalt zij die hier op en brengt ze alles voor ons naar huis. Zelf heb ik geen rijbewijs en met kilo’s groenten op de bus gaan zitten, is soms gewoon te onpraktisch. Maar de allerleukste dagen zijn die waarop ons kleinkind hier ook is. Mijn zoon woont met zijn gezin redelijk ver van ons, dus ik zie hen minder vaak. Ze hebben een stadswoning zonder tuin, maar mijn kleinzoon is héél graag buiten. Als hij hier komt, dan is hij helemaal in zijn element. In de lente heeft hij groene kool helpen zaaien, dus sindsdien wil hij voortdurend weten of ze goed groeien. Hij is pas vier, maar hij plukt en harkt als een grote! Thuis komt er soms wat overtuigingskracht aan te pas om hem te laten proeven van een rauwe groenten, maar een pepertje dat hij hier zelf plukt, verdwijnt zonder probleem rechtstreeks in zijn mondje!’

Zou je je volkstuin nog kunnen missen?

‘O nee, absoluut niet. Nu ik weer een tuin heb, besef ik terug hoe graag ik buiten ben, net zoals vroeger in Turkije. Als ik hier kom, schop ik vaak meteen mijn schoenen uit en werk ik op blote voeten. Dat contact met de aarde doet mij echt goed. En door mijn tuin is mijn wereld ook een stuk groter geworden. Deze plek brengt heel veel mensen met verschillende nationaliteiten samen. De volkstuin links van mij is bijvoorbeeld van een Belgisch koppel, mijn buren aan de rechterkant komen uit Iran en aan de overkant zitten Spanjaarden. Onderling is er veel contact: iedereen maakt graag tijd vrij om bij te praten of even te helpen. Dat vind ik even belangrijk als het tuinieren zelf.’

Meer weten over de volkstuintjes en hun geschiedenis? Bekijk dan zeker de info op de website  van collega-organisatie CAG.