Hieronder vindt u een overzicht van de reuzen in Vlaanderen.
Momenteel bevat deze lijst 735 reuzen.
Staat uw reus er (nog) niet tussen, voeg deze dan toe.
Ronse was vroeger de tweede textielstad van België, na Gent. De reuzen Staf de Wever, Manse de Spinster en Angeleki de Naaister verwijzen dan ook naar de textielindustrie en het rijke textielverleden van de stad.
Manse werd gemodelleerd naar een echte persoon die werd geboren op 10 januari 1928. Ze was de dochter van Leo die schrijwerker was.
Als De Maas over haar oevers trad, had men nood aan een loods die de boten veilig kon leiden. Jan Daelemans was de laatste bakeman. Vele schepen uit Maastricht loodste hij door de Maas.De bekenste bakeman in Dislem Stokkem is de voorganger van Jan: Manus. Arnold Sauwen vereeuwigde hem in 1925 in de novelle 'Manus de Bakeman'. Manus leerde het beroep van zijn vader. Hij woonde in een afgelegen huisje in het 'danis'. Zijn beste klanten waren de lijndrijvers die met de paarden de boten opwaarts trokken. Hij trouwde met Anne-Greet.
Jan en Margriete van de Perscherie zijn een Wevelgems koppel uit de 13de eeuw. In 1258 verkochten ze de heerlijkheid De Perscherie aan de Guldenbergabdij.
Marion en haar tweelingzus Isabella werden gemodelleerd naar een Italiaans meisje uit de Hoogstraat. Ze symbolosieren de hernieuwing van de jeugd en de toekomst van de wijk.
Het verhaal gaat dat de reuzen Mathieu en Mathilde zo mager zijn omdat de korven anders niet meer uit het magazijn van mandenvlechter Bocken raakten. De curves van de reuzin werden later aangepast door de Bierpruvers, maar Matthieu is even mager gebleven.
Mathilde kreeg de eretitel Jonkvrouw van “De Kroon” aan de Plaetse bij het Hagelcruys. Deze verwijst naar een plek in Ekeren. Mathilde deelt de naam met die van haar meter, die de stichter was van een spaar- en financieringsmaatschappij.
Pé en zijn vrouw Mé zijn IJslandvaarders. Met de komst van de grote tweemasters aan het einde van de 19de eeuw, gingen heel wat vissers uit Oostduinkerke en omstreken mee met de IJslandvaart. Het leven op het schip was hard – werkdagen van 18 uur waren geen uitzondering – en de zeeroute naar IJsland was vaak grimmig en onvoorspelbaar. De tocht duurde doorgaans drie weken en werd hervat na amper drie dagen van rust. Na de Tweede Wereldoorlog verminderde het aantal IJslandvaarders sterk en de laatste IJslandtocht dateert van 1995.
Meele (Melanie) Crotte was portierster op het kasteel. Deze tamelijk hoog geplaatste functie had ze te danken aan haar vader Paulus Wancourt, die koetsier was van de markies Maximiliaan Vanderwoestine. Als de markies en markiezin niet thuis waren zond zij de schooiers en bedelaars weg met de schimpwoorden " 't Is krotte!". Meele kweekte allerlei soorten zwammen om er geneeskrachtige zalfjes en drankjes mee te maken; Vooral één bepaalde zwam, de 'Papenhoedboom' had ene kwalijk effect op geiten. Ze kwakzalverde zodanig veel dat er meer geiten stierven dan ze genas.