IN DE KIJKER JUNI/JULI 2013

Bart Goetschalckx van het bloemencorso Loenhout

IN DE KIJKER JUNI/JULI 2013

Bloemencorso’s zijn optochten van wagens versierd met bloemen. In Vlaanderen gaan er elk jaar 5 van deze stoeten uit. Voor elk daarvan kunnen de organisatoren jaar na jaar rekenen op een grote schare vrijwilligers, vriendengroepen, verenigingen en buurtschappen, die samen maandenlang het corso voorbereiden. Dat groepsproces is de ware kracht achter de corso’s. Juist het feit dat ze samen iets in elkaar steken zorgt voor een enorm gemeenschapsgevoel onder de wagenbouwers. Ook in Loenhout, een kleine gemeente van 3600 inwoners, is dat het geval. Jaarlijks gaat daar op de tweede zondag van september het bloemencorso uit. In de dagen die daaraan vooraf gaan steken maar liefst 1200 mensen een handje toe bij de voorbereidingen. LECA had met één van hen een boeiende babbel over alles wat met het corso te maken heeft. Bart Goetschalckx (40) runt in het dagelijkse leven zijn eigen IT-bedrijf, maar is daarnaast ook een geboren en getogen corsobouwer.

Dag Bart. Hoe ben je bij het bloemencorso van Loenhout betrokken geraakt?

Da’s heel simpel: ik ben er eigenlijk vanzelf groot mee geworden. Mijn ouders zijn in 1971 in Loenhout komen wonen. Op dat moment kenden zij geen van beiden het corso al, maar de bouwgrond die zij gekocht hadden, lag wel in het buurtschap Westhoek. Behalve Westhoek zijn er nog 11 andere buurtschappen in Loenhout. Die buurtschappen zijn historisch gegroeid en hebben altijd al een belangrijke rol gespeeld in het corso. Het zijn namelijk de buurtschappen die de wagens bouwen. Zodra mijn ouders hier hun huis hadden, is mijn vader bij Westhoek gaan meehelpen. Twee jaar later werd ik geboren en het duurde niet lang voor mijn vader mij ook meenam naar Westhoek. En ik was er meteen helemaal weg van!

Vanaf wanneer kon je ook zelf een handje toesteken?

Dat was toen ik 6, 7 jaar was. Toen mocht ik voor de allereerste keer zelf deelnemen aan de stoet. De traditie wilde vroeger namelijk dat de kinderen van de wagenbouwers figureerden op de wagens. Via mijn vader had ik dus ook een rol als figurant. In het tweede studiejaar heb ik dan met de hulp van mijn pa voor het eerst zelf een kinderwagentje gemaakt. En gaandeweg werd dat dus telkens iets meer. In de jaren daarna maakte ik zelf mijn eigen juniorwagens en niet veel later wilde ik graag aan de slag met een grote wagen. Door te kijken naar wat de volwassenen deden, begon het bij mij ook steeds meer te kriebelen.

En lukte dat ook meteen?

Eerlijkheidshalve moet ik nu wel zeggen dat mijn vader vond dat ik een beetje op de zaken vooruit liep en dat ik nog wat te jong was om zelf al een grote wagen te maken. Omdat ik het toch niet kon laten, ben ik in 1988 lid geworden van de Loenhoutse korfbalvereniging. Met korfbal op zich had ik helemaal niks, maar ik wist wel dat de vereniging een grote kar had en daar was ik dus op uit voor mijn eerste eigen wagen (lacht). In 1989 was ik 16 en heb ik met een aantal vrienden van op school en uit de buurt bij Jeugd Westhoek voor het eerst een grote wagen gebouwd. Dat is net het mooie van de buurtschappen: dat de jeugd ruimte krijgt om haar eigen ding te doen. De volwassenen zijn wel in de buurt, maar de jongeren bepalen volledig zelf van a tot z hoe ze het aanpakken.

Intussen ben je zelf volwassen. Help je nog steeds bij buurtschap Westland?

Ja hoor, ik ben nog altijd ieder jaar van de partij. In 1990 hadden we met onze vriendengroep zelf 3 wagens gebouwd en in de jaren daarna hebben we gaandeweg de ‘grote’ Westhoek overgenomen. Die overdracht van de ene generatie op de andere verloopt bij ons heel vanzelfsprekend. Ik heb nu bijvoorbeeld zelf een gezin en daardoor is het wat minder evident dan vroeger om tijd te vinden voor het corso. Tegenwoordig richt ik mij dus vooral op het ontwerpgedeelte. Intussen bedenk ik toch al heel wat jaren wat voor wagen buurtschap Westhoek zal bouwen. Gewoonlijk doen we dat met een paar mensen samen. Bij de bouw van de wagen zelf ben ik intussen wat minder vaak aanwezig. Maar dat hoort juist zo, vind ik: de jeugd is echt de motor van het hele gebeuren. Als je in ons buurtschap kijkt naar de groep betrokkenen, dan ligt de gemiddelde leeftijd rond 25 jaar. Dat is toch schitterend! Ook wij merken wel dat het de voorbije jaren iets moeilijker geworden is om mensen voor langere tijd aan de werking te binden, maar voorlopig kan het corso nog altijd op heel veel enthousiasme rekenen. De opvolging ten huize Goetschalckx is in ieder geval al verzekerd. Mijn eigen kinderen zijn nog vrij klein, maar ook al dol op alles wat met het corso te maken heeft! Thuis spelen ze gereld het corso na. Met de oudste van de 2 zal ik dit jaar voor het eerst ook een kinderwagentje bouwen.

Hoe belangrijk is dit alles voor jou?

Het corso neemt een heel speciale plek in mijn leven in. De creatieve en technische kant vormen natuurlijk altijd een uitdaging op zich, maar de sociale component is voor iedereen nog veel belangrijker. Het gaat in de eerste om de mensen die jaar na jaar bij elkaar komen om samen ergens hun schouders onder te zetten. Het in stand houden van de corsotraditie is voor ons een echt groepsgebeuren. Dat is toch heel bijzonder? Daarom is het corso eigenlijk nooit ver uit mijn gedachten. Ik reken zelfs in corsojaren! Als ik terugdenk, dan doe ik dat aan de hand van de corsowagen die we dat jaar maakten. Het jaar van dat ik afstudeerde, het jaar waarin ik ging samenwonen…: in mijn hoofd is dat allemaal verbonden met de stoet die toen uitging. Het hele jaar door sla ik ook informatie op die eventueel ooit van pas zou kunnen komen bij het ontwerpen van een corsowagen. Mijn inspiratie haal ik gewoon uit de cultuur van alledag. Soms suddert een idee dan een aantal jaren vooraleer ik er in de praktijk iets mee doe, maar evengoed kan iets meteen de aanleiding zijn voor het ontwerp. En in de aanloop van de zomer wordt zo’n plan dus steeds concreter.

Waarop moet je letten als je ontwerpt?

Bij ons krijgt het ontwerpteam sowieso carte blanche van het buurtschap. Ook het bloemencorso zelf gaat niet meer uit van een centraal thema. Tot in 2007 was ‘kinderfantasie’ het uitgangspunt van ieder corso, maar gaandeweg bleek het steeds moeilijker om dat op een creatieve manier in te vullen. Toen we er de archieven op nasloegen, bleek bijvoorbeeld dat er in de loop der jaren al heel wat Sneeuwwitjes hun opwachting gemaakt hadden. Dat maakte het natuurlijk wel moeilijk om het publiek te blijven boeien. Voortaan kiest ieder buurtschap dus zelf haar onderwerp. Zodra we beslist hebben wat we gaan doen, buigen we ons over technische kant. Op basis van de ervaring die we intussen opgebouwd hebben, kunnen we intussen perfect inschatten of een ontwerp maakbaar is. De dragende constructie moet bijvoorbeeld sterk genoeg zijn en tegelijk mag de wagen niet te zwaar worden. Ook het kleurgebruik is natuurlijk een factor die van bij het begin meespeelt: we denken vooraf goed na met welke bloemen we gaan werken.

Is je ontwerp voor dit jaar al af?

Ja, en het wordt iets heel speciaals. We gaan namelijk de doorsnede van een basiliek bouwen, daar een kubus uit snijden en die constructie kantelen. Aan de ene kant van de wagen zal dus het hele strakke van de kerkmuren te zien zijn en aan de andere kant net een heel barok interieur. Met veel verschillende kleuren bloemen moet het zeker mogelijk zijn om zoiets perfect te doen werken!

Hoe breng je zo’n ontwerp vervolgens in de praktijk?

Praktisch komt daar natuurlijk heel wat bij kijken. Eerst komt het er natuurlijk op aan om een plek te vinden waar we een hele zomer kunnen werken. Dat is niet altijd vanzelfsprekend, omdat de afmetingen van de wagens door de jaren heen groter geworden zijn. Een corsowagen is tegenwoordig makkelijk 16 meter lang, 8 meter hoog en 4,5 m breed. Tegelijk is er ook steeds minder open ruimte beschikbaar. Tot nu heeft ieder buurtschap wel altijd een geschikte werkplaats kunnen vinden. Daar wordt dan een tent opgezet, die de hele zomer mag blijven staan. De kinder- en juniorwagens worden soms gewoon ook in een schuur of garage gebouwd. In openlucht werken is namelijk geen optie, want de wagen en het materiaal moeten natuurlijk beschermd zijn tegen weer en wind. In de zomermaanden wordt dagelijks aan de grote wagen gewerkt. Dat gebeurt eigenlijk heel spontaan. Iedereen kiest zelf wanneer hij of zij een handje komt toesteken. In het totaal neemt de bouw van de constructie 9 weken in beslag. De laatste 3 dagen daarvan dienen om de bloemen te steken.

Die bloemen brengen het ontwerp natuurlijk pas echt tot leven. Hoe wordt dat aangepakt?

Vooraf verven we de verschillende vlakken van de constructie al in de kleur van de bloemen die daar geplaatst zullen worden. Zo hebben we op voorhand al een goed idee van het eindresultaat. Met de bloemen breekt sowieso het spannendste stuk van de voorbereiding voor ons aan. Alles komt dan in een enorme stroomversnelling terecht. Het Loenhoutse corso gebruikt altijd dahlia’s. Het is altijd even afwachten of er genoeg bloemen geleverd worden en of ze van goede kwaliteit zijn. In totaal worden er voor het Loenhoutse corso zo’n 3.000.000 bloemen verwerkt.

Waar halen jullie zoveel dahlia’s?

Elk corso heeft eigen bloemenvelden. 10 procent van wat we gebruiken komt daarvan. Voor de rest maken we afspraken met  andere corso’s. Het merendeel komt bijvoorbeeld uit Zundert en Sint-Jansklooster in Nederland. In Loenhout is Frans Van Hasselt de bloemenman. Hij regelt alles op dat vlak. Frans houdt bijvoorbeeld het kleurgebruik in de gaten. Er zijn zo’n 60 kleuren bruikbaar om een wagen mee te bouwen. Frans volgt de aanplantlijsten ervan op en signaleert mogelijke problemen. Vorig jaar was geel bijvoorbeeld een ramp en net toen zat die kleur in alle ontwerpen. In zo’n geval komen de ontwerpers samen om een oplossing te bedenken. Meestal houdt dat in dat er met andere kleurenvlakken geschoven moet worden.

Is het ooit al zo geweest dat er simpelweg niet genoeg dahlia’s voorhanden waren?

Dat is vroeger al gebeurd, ja. Halverwege de jaren 1990 was het bijvoorbeeld zo dat er eens coniferen en laurier gebruikt moesten worden om de wagens op te tuigen. Ook nu ziet het er eerlijk gezegd niet zo goed uit. Door het slechte weer weten we niet goed of er voldoende dahlia’s zullen zijn. De zomer is natuurlijk nog lang; met voldoende zon komt het allemaal nog wel goed. Soms zijn er wel voldoende bloemen, maar is de kwaliteit ervan minder goed. In zo’n geval proberen we er toch altijd het beste van te maken. De toeschouwers zelf merken daar doorgaans niks van. We weten hoe we de bloemen het best steken, zodat daar van op afstand niks van te zien is.

Niet Loenhout, maar ook elders in Vlaanderen gaan corso’s uit. Sinds kort vormen jullie zelfs samen een netwerk. Hoe is dat gegaan?

Het netwerk bestaat uit de organisatoren van de Bloemenstoet in Ternat, het Bloemencorso in Blankenberge, het Corso in Sint-Gillis-Dendermonde, het Corso in Zundert (NL), de Kleine Bloemenstoet in Wommelgem en natuurlijk ook ons eigen Loenhoutse corso. Buurtschap Westhoek kende al een tijdje een van de buurtschappen uit Dendermonde en op dezelfde manier waren er tussen de andere corso’s ook al onderlinge contacten. Maar geen enkel corsocomité kende al alle andere actoren. Door een netwerk op te richten besloten we daar verandering in te brengen. De voorbije maanden zijn we geregeld samengekomen om elkaar beter te leren kennen, kennis en ervaring uit te wisselen en samen dingen te ondernemen. We krijgen daarbij begeleiding en advies van LECA. Voor iedere partner bleek dat meteen erg nuttig. Vanuit Loenhout zijn we dan ook enorm blij dat we deel uitmaken van dit netwerk.

Wat voor acties ondernemen jullie samen?

Om de corso’s zo veel mogelijk onder de aandacht van het grote publiek te brengen hebben we zopas samen een gedrukte brochure uitgebracht. Op 24 augustus staat ook een gezamenlijk evenement op het programma. De laatste dag van augustus is traditioneel de dag waarop het corso van Blankenberge uitgaat. Daaraan gekoppeld zullen aan de kiosk grote panelen geplaatst worden. Bouwers van ieder corso uit het netwerk zullen die met bloemen bekleden en zo laten zien hoe zij met het gebruik omgaan.

Jullie hebben samen ook een aanvraag voor de inventaris Vlaanderen voor ICE voorbereid. Zopas maakte minister Schauvliege bekend dat jullie dossier het gehaald heeft. Wat betekent dit nu voor jullie?

Het is vooral een hele mooie erkenning. Ik denk ook echt dat het verdiend is, want de manier waarop wij als groep denken over de toekomst van onze corso’s past volledig in het immaterieel erfgoedbeleid van Unesco. Via de jeugdwerking is het voor elke partner in het netwerk sowieso altijd al vanzelfsprekend geweest om in te zetten op de overdracht naar de volgende generaties. Een erkenning is voor ons reden te meer om alles op alles te zetten om onze corso’s gezamenlijk een bloeiende toekomst te geven.

We wensen jullie in ieder geval veel succes!

Lees hier de aanvraag voor de Inventaris Vlaanderen voor Immaterieel Cultureel Erfgoed

Lees hier de brochure bloemencorso's

Bloemencorso Blankenberge

Bloemencorso Sint Gillis

Bloemencorso Loenhout

Bloemencorso Wommelgem

Bloemencorso Ternat